Sinds december 2022 ben ik mede-eigenaar van een stuk grond bij Nijmegen. Met 9 andere mensen kocht ik een oude manege met grasland, allerlei gebouwen – in diverse staten van ontbinding – en boomsingels. Op de 14 hectare willen we met zo’n 15 huishoudens gaan leven: wonen, werken, eten verbouwen. Nu is de fase van de grote plannenmakerij en het zetten van de eerste stappen aangebroken.
Uiteraard gaan we het ‘helemaal anders’ doen. Wonen binnen de draagkracht van het land, regeneratieve landbouw bedrijven, bouwen met materialen van dichtbij. Oók toegankelijk voor mensen zonder de privileges die ik heb, luisterend naar de stem van het leven en in verbinding met de omgeving.
Eén van die eerste stappen die ik wilde zetten: het telen van vezels voor onze eigen woningen. We hebben nu 4, straks 11 hectare grasland tot onze beschikking. En zeker nog twee oogstseizoenen voordat we gaan bouwen. Dus… inzaaien dat land! Maar zo makkelijk is die afweging niet, leerde ik gaandeweg.
Les 1. Wil je de bodem herstellen? Dan moet je er vanaf blijven
Omdat we nog geen ontwerp hebben voor ons landgoed, besloten we dat het logischer was om te kiezen voor een éénjarig graan en niet meteen voor een meerjarig gewas. Het klonk als een plan waar je niet tegen kan zijn: we zaaien graan in, verkopen de eetbare opbrengst en gebruiken de stengels voor het bouwen van onze woningen. Vlak bij ons land zit een Land van Ons-boerderij, de Biesterhof. Oprichter en bioboer Howard Koster – zelf ook van plan om sorghum te telen als grondstof voor bouwmaterialen – introduceerde ons bij een lokale gangbare boer die graag mee wilde leren en ons van de nodige machines kon voorzien. Geen vuiltje aan de lucht, dus.
Totdat één van onze ecologisch onderlegde woongenoten aan de rem trok. Want we hebben met ons landgoed niet alleen als doel om onze woningen met duurzame materialen te bouwen, maar ook om de grond te regenereren. En gras is in de successie (van vegetatie en bodemleven) hoger dan een omgeploegde akker. Qua ecologische waarde is die laatste de onderste trede. Terwijl één van onze doelstellingen juist is: meebewegen met het land. Om de bodem te regenereren is er niet al te veel menselijk ingrijpen nodig. Doe minder, kijk naar het land, help hooguit te herstellen waar de ecologische kringloop doorbroken is, is het devies (inderdaad; net als bij Biggest Little Farm).
Dat was les 1. Ik had – kapitalistisch eigen – (te?) snel gedacht dat ik een waardevolle toepassing had voor ons land. Maar om die graanstengels te kunnen oogsten, hadden we het gras moeten scheuren (lees: ploegen), omdat graan niet door het gras heen komt. Dan vernietig je dus iets natuurlijks, om er als mens ‘waarde’ uit te halen. Iets om over na te denken… Maar: hoe kwam ik dán aan bouwmaterialen? Als je land hebt, is in je achtertuin je eigen woning groeien toch de minst vervuilende manier?
Het grasland van de wooncoöperatie in ontwikkeling.
Les 2. Schuif je probleem niet af op de ander (daarmee verander je niets)
We kunnen de vezels van een naburige boer halen, overwogen we. Maar dan vragen we een andere agrariër zijn of haar land te benutten op een manier waartoe wij zelf niet bereid zijn. Zo verander je een systeem niet, zo poets je alleen je eigen geweten schoon. Zie hier les 2. Wil je leven met het land en afwegingen maken die binnen de draagkracht van het land vallen, dan kun je niet je problemen afwentelen op anderen. Wellicht moeten we dan toch een paar jaar op een deel van onze grond aan akkerbouw doen? Uiteraard met een zorgvuldig teeltplan, waarin de graanoogst gevolgd wordt door een groenbemester, die de onttrokken voedingsstoffen weer terug in de bodem brengt.
Een tuinder die overweegt om zich bij ons aan te sluiten, zag daar ook een bezwaar. Bij het telen van graan wil hij het liefste de stengels op het land achterlaten, om die nutriënten weer terug te geven aan de bodem. Doe je dat niet, dan moet je nog meer stoffen terugbrengen in de bodem, om de kwaliteit niet achteruit te laten gaan. Dat kan ook met koolstofstromen die je van buiten het land haalt, maar dan doe je dus weer een beroep op andermans grond. Wil je naast het graan ook de vezels onttrekken aan je land? Dan is het heel moeilijk om een gesloten systeem te hebben én je bodemkwaliteit toe te laten nemen, zo leek de conclusie.
Les 3. Dé oplossing bestaat niet
We zetten onze zoektocht voort en voerden nog meer gesprekken, met nog meer experts. Sommigen vertelden ons dat het grasland zou er wél baat bij zou hebben om gescheurd te worden. Want vermoedelijk is er in de afgelopen decennia maar weinig met het gras gedaan. Waarschijnlijk is het gemaaid is er drijfmest op uitgereden. Meer niet. Blijkbaar krijgt het dan de cynische bijnaam ‘grasfalt’: het lijkt groen, maar het leeft niet echt.
We konden de wortels doorsnijden met een rotorkopeg, of ondiep ploegen met een ecoploeg, werd ons geadviseerd. Een bodemdeskundige vertelde ons dat het inbrengen van levende wortels het systeem een boost kan geven. Want daardoor zouden bacteriën en schimmels automatisch aan de slag gaan, en zou er weer leven in de bodem komen. Maar ja, wat haar betreft was dat wel plan B. Plan A was volgens haar: diverse plantsoorten door het gras heen laten groeien. Dat kan door een voedselbos aan te leggen, waardoor nieuw (bodem)leven kan ontstaan, zonder het bestaande ecosysteem te vernietigen.
Een voedselbos is een megasympathiek idee. Dat gaan we ook zeker aanplanten op een deel van de percelen. Maar vooralsnog zie ik mijzelf niet wonen onder een appelboom. Nu staan we dus voor de keuze: vernielen we (tijdelijk) het bestaande ecosysteem, om onze menselijke behoefte aan vezels – wederom – voor laten gaan op de wens van het land? Of geven we de aarde rust, en halen we onze materialen ergens anders vandaan? Als je bodem en water écht centraal zet, zoals nieuw overheidsbeleid stelt, dan kom je voor dit soort moeilijke afwegingen te staan.
En wij? Wij zoeken nog even door
Laat ik benadrukken: ik weet dat ons avontuur behoorlijk elitair is. Om elk huishouden net zoveel ruimte te geven als wij straks hebben, hebben we meer dan twee Nederlanden nodig. Dat maakt het des te confronterender om te merken dat onze behoefte aan materialen direct zo’n claim op het land legt. Als we straks ook willen eten van het land, duurt het jaren voordat we genoeg vezels hebben verbouwd om een huis te kunnen isoleren.
Dit stuk is zeker niet bedoeld om vezelteelt moeilijker te maken. Maar de complexiteit ervan was mijn frustratie in het hele bovenstaande avontuur. Ik probeer iets van de grond te krijgen dat beter is dan de status quo. Het is om heel veel redenen beter om je huis te bouwen met vezels dan met het standaard beton en de standaard bakstenen. Het is ook om evenveel redenen beter om graan als dubbeldoel gewas (het is zowel voedsel als bouwmateriaal) te telen, dan om grasland in te zetten voor veeteelt. En toch bereiken we daarmee nog niet de beste uitkomst, blijkt.
Hoe verder? Juist omdat we de luxe van ruimte hebben, wil ik dóórzoeken waar het moeilijk wordt. Wij maken het komende jaar een integraal plan voor onze hectares. En ondertussen kijken we goed naar ons land. Wie weet wat daar allemaal op groeit zonder ons ingrijpen..? Misschien wel iets waarmee we een wand kunnen isoleren.
N.B. Overigens zetten we in op houten balken van de buurman voor het casco van de woningen. En we werken we aan transformatie en renovatie van de bestaande structuren. Maar ik beperk me in dit stuk even tot het dilemma ‘wel of niet vezels telen’. Er volgen nog veel meer dilemma’s in de komende tijd (stay tuned)!
N.B.2: Een van de andere lessen was de subjectiviteit van ‘de stem van het leven’. We oefenen met het zijn van een ‘zoöperatie’: een organisatie waarin het leven een stem heeft in de besluitvorming. Maar we ervaren dat het nogal uitmaakt wie die stem verkondigt. Verschillende bodemexperts en regeneratieve landbewerkers gaven hele verschillende adviezen.