Transitiemaker bezoekt transitiemaker #4 | Stierkalfjes | Burgerboerderij De Patrijs

Voedsel en landbouw Vernieuwing realiseren

Jeanet van der Woude (zij/ haar)

Transitiemaker

Johannes Regelink (hij/ hem)

Transitiepionier

IMG_20230829_160937

Van gangbaar melkveebedrijf naar gemengd, agro–ecologisch bedrijf. Dat is de weg die transitiemaker Johannes Regelink is ingeslagen met Burgerboerderij De Patrijs. Wat komt daarbij kijken? En wat zegt dat over ons landbouw- en voedselsysteem? Collega Jeanet van der Woude bezoekt Johannes regelmatig op z’n boerderij. Samen bespreken ze de lessen en uitdagingen van De Patrijs. Dit keer praten ze over stierkalfjes. 

 

Als ik op de Patrijs kom, is het altijd leuk om even bij de kalfjes te kijken. Ik denk dat dat voor veel mensen geldt als ze op een boerderij met koeien komen. Zeker als er kinderen bij zijn. Minder bekend is dat die leuke kalfjes maar al te vaak een kort, en verre van leuk, leven hebben. Hoe zit dat en hoe kan dat anders?   

Wat is de situatie van de stierkalfjes?

Johannes: “Stierkalfjes groeien niet uit tot melk producerende koeien en zijn daarom niet van waarde op een boerderij. De meesten gaan veertien dagen na de geboorte naar een intensieve vleeskalverhouderij. Van daaruit gaan ze binnen een jaar naar de slager. Het vlees wordt als blank of rosé kalfsvlees verkocht. Aan dat systeem doen wij mee.” 

Het is een dieronwaardig systeem. In de intensieve kalverhouderijen zitten kalfjes met honderden tegelijk op elkaar gepakt. Hun afweersysteem is bij aankomst nog zo zwak dat ze snel ziek worden en er veel antibiotica wordt ingezet om ze op de been te houden. Blank kalfsvlees is afkomstig van kalfjes die expres bloedarmoede hadden. Dat vlees is onder meer populair in Italië. Wij mesten ook veel buitenlandse kalfjes vet in Nederland, om het vlees vervolgens weer te exporteren; hier staat kalfsvlees weinig op de menukaart.   

Hoe ziet ‘meedoen aan het systeem’ er in de praktijk uit? 

“We hebben 70 kalfjes per jaar, gelijk aan het aantal melkkoeien. Statistisch gezien zou de helft mannetje en de helft vrouwtje moeten zijn. Maar dit jaar hadden we een stuk meer mannetjes. Die zijn allemaal verkocht aan de veehandelaar. Afhankelijk van gewicht, geslacht en ras krijg je een bedrag. De prijzen voor een stierkalf variëren van 70 tot 250 euro.” 

Wat houdt jullie tegen om uit dit systeem te stappen?

“We zouden de kalfjes heel graag houden, maar hebben er nu niet de ruimte en het geld voor. Het is duur om een kalf twee jaar te voeren. Je moet voldoende grond en voer hebben. Het drukt ook op je mestplaatsingsruimte. Iedere koe stoot een bepaalde hoeveelheid mest uit, die je moet uitrijden – en je mag maar een bepaalde hoeveelheid uitrijden. Als je te veel hebt, moet je afvoeren en ook dat kost geld.”

Maar jullie willen het wel anders? Wat is het plan? 

“We zoeken een boer, die niet (meer) wil melken, maar wel ossen – gecastreerde stiertjes – wil fokken. Zo’n boer hebben we nog niet gevonden. Als dat lukt, dan kunnen onze stierkalfjes daar zo’n twee jaar een goed leven leiden, totdat ze geslacht worden.”

En tot die tijd draaien jullie mee in het huidige systeem? 

“We hebben voor de korte termijn nog iets creatiefs bedacht. Onze melkveehouder Luuk vond een kalf dat onlangs geboren werd supermooi en wilde het graag houden. We zijn op zoek gegaan naar 22 mensen die 1/22e deel van het kalfje Abraham willen komen ophalen als het geslacht is. Die hadden we in no time gevonden. En er kwam nog 2100 euro aan donaties binnen vanuit leden die geen vlees eten. Dit adopteren kunnen we wel met een aantal kalfjes doen, maar niet met heel veel.” 

Melkveehouder Luuk met kalfje Abraham, dat geadopteerd is. Inmiddels is ook kalfje Andre geadopteerd.

Op de terugweg houden de stierkalfjes me nog erg bezig. Vanuit de positie van consumenten en burgers kan er natuurlijk veel meer gedaan worden om ervoor te zorgen dat zo’n kalfje een dierwaardiger leven krijgt. Dan moeten meer mensen om een boerderij als De Patrijs heen gaan staan, zodat het verdienmodel minder afhankelijk wordt van melk en vlees. En ze dus met minder melkkoeien en kalfjes rond kunnen komen. Kalverliefde-melk kopen helpt ook.

Maar op deze manier verander je de kalverindustrie niet wezenlijk. Daarvoor moet de overheid toch echt aan de bak. Die heeft een andere, veel grotere verantwoordelijkheid en veel meer invloed dan een individuele consument. De situatie in Den Haag stemt niet bepaald hoopvol dat deze intensieve, internationaal georiënteerde industrie op korte termijn aan banden gelegd gaat worden. De kalvermesterijen zelf zetten hooguit kleine verbeterstapjes zonder serieuze systeemverandering. 

Op dit moment zijn initiatieven van onderop in ieder geval wel mogelijk. En hoe meer daarover wordt uitgewisseld en geleerd, hoe beter het is en hoe meer impact ermee wordt bereikt. Ondertussen zullen we met velen de druk op de politiek moeten opvoeren, als we van deze dieronwaardige industrie af willen.